Uitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2025:2374
Samenvatting
Eisers heeft onweersproken gesteld dat gedaagde haar geld verschuldigd is voor de huur van verschillende auto's in 2022 en 2023. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser toe, onder vermindering van de door gedaagde afbetaalde bedragen.
Inhoud Uitspraak
RECHTBANK
MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11439469 \ AC EXPL 24-3028 WMB/61313
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
[gedaagde]
,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
1De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 22 oktober 2024 met producties;
het herstelexploot van 19 november 2024;
de e-mail van [gedaagde] van 10 februari 2025, aan te merken als conclusie van antwoord;
de brief van [eiseres] met aanvullende producties van 7 mei 2025;
de mondelinge behandeling van 14 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Namens [eiseres] is de heer [A] , incassomedewerker van Mariënbergh Incassoservices B.V., op de zitting verschenen. [gedaagde] is niet verschenen.
1.3.
Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden gewezen.
2De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] wil dat [gedaagde] haar een bedrag van € 1.255,51 betaalt, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat [gedaagde] verschillende auto’s van haar heeft gehuurd in de periode van 24 november 2022 tot en met 6 januari 2023. [gedaagde] heeft een deel van de kosten betaald. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] voor het overige toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3De beoordeling
3.1.
[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] een bedrag van € 1.255,51 aan haar moest betalen. De kantonrechter stelt daarom vast dat [gedaagde] dit bedrag moest betalen. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] op 9 februari 2025 een bedrag van € 856,50 en op 22 april 2025 een bedrag van € 100,00 aan [eiseres] heeft betaald. Aangezien die betalingen pas na het starten van deze procedure zijn gedaan, strekken die in de eerste plaats tot afbetaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen wettelijke rente over de hoofdsom.
3.2.
[eiseres] heeft een bedrag van € 188,33 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Omdat dat bedrag aansluit bij het tarief uit het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijk incassokosten en [eiseres] een correcte 14-dagenbrief aan [gedaagde] heeft gestuurd, kan dat bedrag worden toegewezen. Daarnaast kan het gevorderde bedrag van € 125,54 aan verschenen rente tot en met 8 oktober 2024 worden toegewezen. Ook de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2024 kan worden toegewezen, zoals gevorderd, waarbij wel rekening gehouden dient te worden met de nadien gedane betalingen.
3.3.
De hoofdsom vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente komt daarmee op een totaal van € 1.569,38. Verminderd met de afbetalingen van in totaal € 956,50, blijft daar een bedrag van € 612,88 van over. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen.
3.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
113,54
- griffierecht
€
372,00
- salaris gemachtigde
€
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
€
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
995,54
3.5.
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
4De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 612,88,
4.2.
veroordeelt Mamo tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.255,51, met ingang van 9 oktober 2024, rekening houdend met de nadien gedane betalingen, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 995,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.
Vindplaatsen
Terug naar Home